De dader: onderwerp of überhaupt niet in de zin?

Schermafbeelding 2016-08-02 om 14.10.06ARTIKEL – Doorbreek de Stilte

Zinsontleding komt van pas als je kijkt naar hoe we praten over seksueel geweld. Lauren Smits doet een pleidooi: maak de dader onderwerp!

Op Youtube heb je een kanaal (WIGS) waar in mini-series het verhaal van één persoon wordt gevolgd. Eén van die mini-series gaat over een personage die toevallig net als ik Lauren heet (kijk hem hier). Ze is soldaat in het Amerikaanse leger. Op een avond verkracht een groep mannen haar als zij in het buitenland gestationeerd zijn. We volgen Lauren in de nasleep van deze verkrachting. We zien hoe leidinggevenden, een advocaat en anderen reageren op het voorval. Eén leidinggevende zegt: “I abhor what happened to this young girl.” In een ander filmpje op Youtube leer ik van Jackson Katz dat dit de verkeerde manier is van spreken over een verkrachting. Deze leidinggevende zegt niet: “Ik vind het verschrikkelijk dat deze mannen dit hebben gedaan.” of desnoods “Ik vind het verschrikkelijk dat deze mannen deze vrouw hebben verkracht.” Hij zegt: “Ik vind het erg wat er met deze vrouw gebeurd is”. De daders worden volledig weggehaald uit de zin en het draait enkel nog om het slachtoffer/de overlever. Het is voor ons allemaal heel vanzelfsprekend onze blik op het slachtoffer te richten. In het geval van een verkrachting zeg je al snel: ‘Zij is verkracht’ of ‘Wat erg voor haar’. Maar waarom eigenlijk?Z ij is toch per definitie niet degene die de keus heeft gemaakt dat de verkrachting zou plaatsvinden? Het slachtoffer is toch niet degene die een daad heeft verricht? De keus ligt bij de dader. Dus de dader is waar we het licht op moet schijnen en de dader is degene die het onderwerp in de zin moet zijn.

Nu zul je misschien denken: ‘Wat maakt die grammatica nou uit?’ Meer dan je denkt. Als wij onze woorden aanpassen zal ook de manier waarop we naar het voorval kijken veranderen. In het geval van een verkrachting wordt het slachtoffer hopelijk (helaas lang niet in alle geSchermafbeelding 2016-08-02 om 14.10.49vallen!) indien nodig medisch behandeld, getroost door zijn of haar omgeving, gaat het slachtoffer in therapie of worden er maatregelen getroffen om het lijden van het slachtoffer te verzachten. Maatregelen om de verkrachter aan te pakken echter worden maar mondjesmaat genomen. En dat is nou juist wel van belang.

In Nederland zijn er per week 24 meldingen van verkrachtingen. Oftewel er gaan 24 mensen per week naar het politiebureau om aangifte te doen. Dat is overigens ongeveer 10% van het aantal verkrachtingen. De drempel om aangifte te doen is dus al hoog, maar die wordt eenmaal in het politiebureau niet lager. In een artikel in het Algemeen Dagblad van 24 mei 2013 zegt Bauke Stelma, zedenspecialist bij de politie: “Wij zullen bij zedenzaken een slachtoffer niet per definitie aanraden aangifte te doen. Niet iedereen wil dat hele proces doormaken.” Verder staat in het artikel: “Ongeveer een op de drie slachtoffers besluit toch geen aangifte te doen, nadat ze op het politiebureau wordt gewezen op de gevolgen die kunnen voortvloeien uit een politieonderzoek en rechtszaak. Zij zien op tegen een mogelijk weerzien met hun belager of het opnieuw tot in detail moeten vertellen wat er is gebeurd.” Het is fascinerend hoe door de politie net als in de manier waarop er over verkrachting gesproken de aandacht wordt weggehaald van de daders. Aangifte wordt in sommige gevallen niet aangeraden omdat het belastend kan zijn voor de slachtoffers. Maar er is een misdaad begaan! En de dader loopt vrij rond! WHAT THE FUCK!

Laten we een analogie gebruiken. Stel je voor dat een politieagent zou zeggen: “De moeder van Jan is vermoord maar hij kan beter geen aangifte doen want dan zou het hele trauma opnieuw opgerakeld worden.” Dat lijkt me duidelijk een geval van de verkeerde aandacht op het verkeerde punt. Hoeveel nabestaanden gaan er wel niet naar de rechtbank om daar te moeten aanhoren wat de moordenaar van hun kind, ouder, broer, zus te zeggen heeft? Dat doen zij omdat ze willen dat de moordenaar gestraft wordt. In deze gevallen is de houding van de politie vergelijkbaar met dat mensen zeggen tegen iemand die iets heftigs heeft meegemaakt: ‘Ik praat er maar niet over met hem/haar, want dat doet hem/haar pijn.’ Maar is het het praten dat pijn doet? Of is het het lijden dat volgt op de gebeurtenis dat pijn doet? Dat laatste natuurlijk. Het is het feit dat er iets ergs is gebeurd, iets heftigs, iets onnoemelijks onmetelijks verschrikkelijks. Het praten of weerzien creëert geen nieuwe pijn: het roept pijn op die al aanwezig is. De vraag is dan vervolgens of dat oproepen zo verschrikkelijk is. Velen zullen dit catharsis noemen (een vorm van verwerking door een confrontatie met de herinnering) en bovendien treedt er dan erkenning op. Mensen gaan op zoek naar de dader. Erkenning is één van de grootste en belangrijkste stappen naar verwerking. Vanzelfsprekend is het wél van belang na te denken over en te handelen naar het realiseren van de veiligheid van het slachtoffer, maar zwijgen zorgt hier niet automatisch voor.

Na een verkrachting blijf jij als slachtoffer achter met the suck zoals Lauren het noemt in WIGS. Je blijft HOE DAN OOK achter met the suck. Jij blijft achter met dingen verwerken en keuzes maken over wat te doen. Dat kan niemand wegnemen, hoe graag ze het ook zouden willen. Je moet als slachtoffer kiezen voor wel of niet aangifte doen en met wie je erover gaat praten. Als je dan toch die keuzes moet gaan maken is het dan niet belangrijk dat je niemand gunt wat ze jou hebben aangedaan? Dus dat je wilt dat er maatregelen worden genomen zodat de dader of daders niet meer kunnen doen wat ze hebben gedaan? Aan Bauke Stelma van de politie zou ik dus willen zeggen: ‘Ik snap echt heel goed dat je die pijn wilt wegnemen, maar dat kun je niet. De pijn is er. Het is jouw taak dat de dader gevonden en gestraft wordt.’

Waarom doen mensen dat? Waarom die focus op het slachtoffer en weg van de dader? Ik heb alleen een voorlopig antwoord: Het is taboe, het is schaamte en misschien ook wel angst. We kunnen ons voorstellen dat iemand verkracht wordt, we kunnen het slachtoffer steunen en helpen. Maar we kunnen én willen ons niet voorstellen dat er zonen, vaders, broers of andere mannen (of vrouwen) zijn die verkrachten. Ik zou willen dat het niet zo was: maar het is wél zo. En dat taboe komt nu ook nog eens te liggen op het slachtoffer en niet op de dader.

Zelf kan je al iets doen op de weg naar het verleggen van de focus van slachtoffer naar dader. Dit doe je door wanneer je spreekt over seksistische opmerkingen, aanrandingen of verkrachtingen de dader als onderwerp in de zin te plaatsen (desnoods in de vorm van ‘iemand heeft..’). Laten we het fenomeen in onze hoofden beter en helderder voor ons zien, zodat het uiteindelijk in de hoofden van de mensen in onze instituties (zoals de politie) ook doorsijpelt.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s